Over / about

MarieAnge toont Engelen

De geschiedenis van de wetenschap, vastgelegd in gedateerde boeken. Is er iets beter om de relativiteit van onze cultuur mee uit te drukken? Het ontstaan van de psychiatrie, het genezen of maken van gekken, vastgelegd in gevallen, gefotografeerd in een zielige medische omgeving van, met ontzield gelaat waarop persoonlijk leed te lezen staat, doet ons nadenken over de mens. Het zijn de basisgegevens van het recente oeuvre van MarieAnge.

Maar dan begint het pas. MarieAnge hercontextualiseert die beelden. Ze maakt er iconen van ons maatschappelijk falen van. De kleine beelden, gevonden in neurologische boeken, vergroot ze uit, zodat er een vervaging ontstaat. Het floue als hedendaags esthetisch gegeven om de onzekerheid van de tijd mee uit te drukken, bespeelt ze graag. Er is meer. Dat fade is ook een teken van ons ongeloof in de helderheid die toegeschreven wordt aan het rationalisme en de zuiverheid van het bewustzijn. Het is doordrongen door de krachten van het onbewuste. Tevens doorspekt van de overtuiging dat het heden vol zit van de herinnering aan het verleden. Het geheugen als subjectieve leidraad voor het leven.

Het blijft niet bij een uitvergroting alleen. MarieAnge gebruikt ook andere technieken om zich de beelden toe te eigenen. Via fotogevoelige film brengt ze die over op een plaat. Ze gaat er ook op krassen. Vooral het gebruik van een stikmachine vernietigt het beeld op de wijze van het zichtbaarder te maken: treffender, geraakter, kwetsbaarder… De stikmachine doet hier dienst als een tekeninstrument. Ze brengt patronen aan, kriskrasse rasters. De onvermijdelijke connotatie via textiel naar de vrouwelijke zorgzaamheid is mooi meegenomen. Het onderwerp noopt tot overgevoeligheid, overigens eigen aard van MarieAnge zelf.

Nog meer vervaging verkrijgt ze door beelden over elkaar aan te brengen, zodat men een soort collectief beeld verkrijgt. Wie is wie? De onoplosbare vraag als men er bij stilstaat, wordt er nog moeilijker op. In een reeks meent men al eens de snor van Hilter te zien in een flits, ondertussen zijn identiteit geworden. En daar gaat het over. De wrakken van de menselijke figuren hebben hun oorzaken, te zoeken in de ideologie, de macht, de verkrachting, de hypocrisie, de inlijving in korsetten.
Dan is er nog iets specifiek aan de beeldtaal van MarieAnge. Ze cultiveert haar onhandigheid, die daardoor geen gebrek maar een eigenheid wordt, geen tekort maar een aanwezigheid. Het kind in haar is gebleven en wordt steeds maar herboren in haar oeuvre.

Willem Elias (VUB)

 

Exhumations exquises

À l’inverse de l’ange Gabriel qui annonce à la vierge Marie sa conception miraculeuse, MarieAnge s’interroge et prend le temps à témoin pour répondre aux questions. Elle est l’ombre de Marie puisqu’elle est Marie. L’ange la suit et garde ses secrets qu’il ne transmet qu’en cryptogrammes. Ils sont les traces de son passage dans les paradis et les enfers. MarieAnge les enfile dans des mémoires explorées dans « Neurology ’ , un livre scientifique publié en 1940 par Kinnier et Wilson.

Les vivants du monde, rescapés du désastre, portent les stigmates d’un état morbide, de dérives mentales. MarieAnge les baigne dans des élixirs de vents parégoriques. Elle rend les visages et les corps transparents et les promène dans un sanctuaire oublié des hommes. Elle leur donne des sons aux lèvres et les habille de lumière qui, sous verre, les font briller tous seuls. À Cadillac en Gironde, ville asilaire vieille de deux siècles, reposent près de quatre mille malades mentaux dans un cimetière en déshérence, le cimetière de l’hôpital où les morts étaient mis en pleine terre dans des trous peu profonds. Les croix, courbées par le temps, sont rouillées, plantées chacune dans un socle en béton, posé à même le sol caillouteux où traînent des fleurs aux couleurs délavées.

La folie et la mort intéressent peu de monde. MarieAnge les extirpe des abîmes, les ranime et leur ouvre des nouveaux refuges. Elle donne des jeux aux fous et remplace la mort par la vie. Le monde a commencé sans l’homme et s’achèvera sans lui. Entre les deux, elle déchiffre le solfège des esprits tordus. Elle leur offre des billes, leur en met plein la tête. Elle les entoure de reliques, d’amulettes et de mascottes dans une nébuleuse de songes. Ici et là sont déposés dans le désordre des restes de poupées ( corps), une bouche qui porte un miroir (reflet), le mécanisme d’une montre (temps), des objets d’introspection (mémoire) .

La machine à coudre, dans le double sens de sewing-machine, trace des lignes anaglyptiques sur les corps et les visages tirés des oubliettes et transformés par l’artiste dans une inexorable fuite du temps. Les visages et les corps sont nulle part, mais, dans ses œuvres, MarieAnge leur a donné une présence à la fois improbable et irréversible. Les broderies sur le corps font partie d’une correspondance intime avec l’image : des lettres d’amour et de rupture, de vérité et de mensonge, de tendresse et de violence. Piquées recto verso par l’aiguille de la machine, les mêmes broderies se retrouvent au dos de l’image, complètement nues et livrées à elles-mêmes. On dirait un travail de couturière sur la peau, les traits d’un crayon sur une feuille de papier. Ils font penser aux dessins de MarieAnge, mais ici ils ne renvoient qu’à leurs propres traits de broderie. Ils tournent le dos au face à face. L’œuvre de MarieAnge est ce face à face, dans une giration de corps, défaits ou contrefaits, perturbés dans l’évidence.


Jean-Pierre Van Tieghem – Décembre  2009